Zij zullen Mij allen kennen van hun kleinste af tot hun grootste toe. - Jer. 31 : 34
Het staat er met het tweestammenrijk niet best voor. De Heere heeft de profeet Jeremia meerdere keren naar het volk gestuurd. Ze zouden geen gehoor geven aan de woorden, die hij in de Naam des Heeren tot hen zou spreken. Het donkere oordeel van de ballingschap komt zodoende steeds dichterbij. Ze zullen als straf voor hun ongehoorzaamheid weggevoerd worden naar Babel. Zeventig jaar zullen ze daar als straf uit moeten zitten.
Nu het wonder! In Zijn toorn denkt de Heere nog in ontferming aan Zijn volk. Ondanks de zonde en de ongerechtigheid van het volk heeft de Heere nog rijke beloften voor Zijn volk. Nadat ze hun straf hebben uitgezeten, zal de Heere dat volk bevrijden en terugbrengen in het land van de belofte. Hij zal ze verlossen, omdat daar nog die heerlijke belofte lag van de komst van Gods Zoon. Onder hen die terugkeren zal er bekering plaatsvinden en zal het tot een kennen van de Heere mogen komen. Dat is het wonder, dat de Heere tot stand zal brengen.
Dat geldt niet minder voor ons. Het kennen van God is door de zondeval verloren gegaan. De Heere moet er Zelf aan te pas komen om een mensenkind tot die kennen te brengen. Dat doet Hij door Zijn Woord en Geest. Op de Pinksterdag brak deze kennis op een heerlijke wijze door. Vanaf die dag is de Geest gaan werken in het hart van klein en groot. De zonen en de dochters zijn gaan profeteren en de ouden gingen dromen dromen. Dit is een vreemde taal voor de wijzen en verstandigen. Het wordt aan de kinderen geopenbaard.
Als de Heilige Geest ons laat zien, dat we die kennis, die nodig is tot onze zaligheid , missen, dan leren we bidden: Heere, leert mij U kennen en geef het ook mijn kinderen en kleinkinderen. Wat een wonder als we zo van de Heere geleerd mogen worden. Deze kennis zit niet alleen in je hoofd, maar bovenal in je hart. Wat rijk als je zo onderwijs van de Heere mag ontvangen in de leer, die naar de Godzaligheid is. Dat verveelt nu nooit als er over God en Christus wordt gesproken. Als de gerechtigheid en de liefde in je hart wordt verklaard. Als de Heere zo Zijn verbondsgeheimenissen bekendmaakt.
Wat een wonder als je, of je nu klein bent of groot, daar kennis aan mag hebben. De dichter zong er al van: Elk, die Hem vreest, hoe klein hij zij of groot, wordt van dat heil, die weldaad deelgenoot. De Heere zal het nog groter maken. En je hart vervult met heilsbespiegelingen, zal op haar beurt het schoonste lied zingen van de Koning der koningen en de Heere der heeren. Daar kun je toch nooit genoeg van krijgen?
Als een jongen tegen zijn meisje zegt, dat hij haar liefheeft, dan vindt ze dat toch heerlijk! Ook omgekeerd als het meisje hetzelfde tegen de jongen zegt. Al zeggen ze dat elke dag tegen elkaar. Laten we eerlijk zijn, dat verveelt ook geen moment. Nu, zo is het ook als we de Heere mogen kennen en Hij tot je hart spreekt, dat Hij je lief heeft met een eeuwige liefde. Dat is liefde in Zijn Zoon Jezus Christus. Liefde, die nooit vergaat. Liefde, die de Heere Jezus verdiend heeft door Zijn verzoenend lijden en sterven aan het kruis. Dat is de bron van deze liefde.
Zij zullen Mij allen kennen van hun kleinste tot hun grootste toe. Allen! Dat is nogal wat. Allen! Nee, daar wordt niet iedereen mee bedoeld. De Heere maakt nog onderscheid waar het niet is. Allen! Wat zou dat rijk zijn als allen in de gemeente, als allen in je gezin, de Heere zouden kennen. Dat is nu juist het probleem. De praktijk is nogal wat weerbarstiger. Als je ziet, dat er van je kinderen en kleinkinderen afhaken, die niet verlegen zijn om deze kennis. Die kennis is noodzakelijk om zalig te worden en in te kunnen gaan in Gods heerlijk Koninkrijk.
Wat een zorg als je om je heen klein en groot ziet, die nog vreemd zijn aan de kennis des Heeren. Dat is geen nieuwe klacht. Dat horen we ook uit de mond van de Heere over Zijn eigen volk. Mijn volk gaat verloren, omdat het geen kennis heeft. Dat moet ons brengen tot een voortdurend gebed: Heere, brengt U ons allen klein en groot tot de kennis van Uw grote Naam. Pleitend op de belofte, die de Heere hier Zelf heeft gedaan bij monde van de profeet Jeremia. De Heere wil op het gebed nog wonderen doen. Hij doet wonderen, Hij alleen. Dat doet ons uitzien naar die grote dag van Christus wederkomst. Dan komt er een nieuwe hemel en een nieuwe aarde. Daar zal Zijn volk wonen, van de kleinste tot de grootste, dat de Heere kent. Dan zal de aarde vol zijn van de kennis des Heeren, gelijk de wateren de bodem van de zee bedekken. Mag jij en u al horen bij klein of groot, die de Heere kennen? Dan mag jij, dan mag u straks delen in die heerlijke toekomst, die de Heere voor klein en groot bereid heeft.
Ds. H. Verheul