"En Maria zeide: Mijn ziel maakt groot den Heere; en mijn geest verheugt zich in God, mijn
Zaligmaker;" - Lukas 1:46-47
Rond het heilsfeit van Kerst vinden wij veel vreugde en blijdschap. Dat gold de profeten van het Oude Testament al. We denken bijvoorbeeld aan Jesaja 9:2 en Zacharia 9:9. Dat zet zich voort in het Nieuwe Testament. De kleine Johannes springt van vreugde op in de buik van Elizabeth, Elizabeth zelf is verheugd, Maria de moeder van de Heere Jezus is niet minder verblijd. Dan hebben we nog niets gezegd over de blijdschap waarvan de engelenmachten getuigen als zij Gods lof zingen en de blijdschap verspreiden die de herders in beweging brengt. Ondertussen werpt dit wel de vraag op in hoeverre bij ons sprake is van blijdschap. Het is niet vanzelfsprekend om iets van de adventsvreugde van Maria mee te kunnen maken en daarin mee te zingen. Wij hebben de Heilige Geest nodig, die brengt tot de blijdschap van het hart.
Maria heeft van de engel Gabriel vernomen wat er zal gebeuren en reist vervolgens naar het huis van Zacharias de priester. Zij delen beiden de blijde verwachting en Maria zegt haar lofzang. "En Maria zeide: Mijn ziel maakt groot den Heere." Maria wordt door de Heilige Geest van God aangespoord, aangedreven om haar lofzang uit te zeggen. In haar zingt iedere gelovige: "'k Heb geloofd en daarom zing ik." Het is net als in Psalm 45: "Mijn hart geeft een goede rede op; ik zegge in mijn gedichten uit van een Koning; mijn tong is een pen van een vaardige schrijver." Mijn hart vervuld van heilbespiegelingen zal het schoonste lied van enen Koning zingen. Uitzien naar de Koning, de Zaligmaker brengt door de Heilige Geest tot zingen. Gods Kerk is een zingende kerk. Dat is een opvallend iets in de Bijbel. Er zijn allerlei zangers. En de lofzang van Hanna en van Maria worden vaak met elkaar verbonden. En inhoudelijk zijn daar ook een aantal opvallende overeenkomsten, maar er zijn er meer. Wat te denken van de lofzang van Mirjam na de ondergang van de Farao en zijn ruiters. Zij verheft de Heere hoog in haar lied, na de ondergang van de grote tegenstander van Gods volk.
Maria zingt van de komst van Hem Die de tegenstander werkelijk de kop zal vermorzelen op Golgotha. In gezelschap van Elizabeth kan Maria zich niet stilhouden. Er is iets van de gemeenschap der heiligen en het leeftijdsverschil valt weg. Trouwens, dit is wel een zegen en aansporing om in goed gezelschap te zijn waar liederen over de Koning worden gezongen met een tong gedreven door de Heilige Geest. Maria zegt: "Mijn ziel maakt groot den Heere." Niet dat Hij nog niet groot is, want een mens kan God nooit groter maken, maar Maria roemt Zijn grootheid, zij verheft met woorden Zijn almacht. Het woord is ook te vertalen met: Mijn ziel houdt de Heere in hoge achting. Wie God hoog acht, ziet Hem ook als zodanig en erkent Hem. Door Gods Geest Hem als een groot en heerlijk God roemen. Wie maakt God groot? Dat is iemand die Hem lof en dank toebrengt voor Zijn weldaden, voor Zijn zegeningen. In Psalm 34 zegt David: Maakt de Heere met mij groot en laat ons Zijn naam tezamen verhogen. Maria geeft uiting aan haar hoogachting. Uit haar hart en met al de krachten van haar ziel roemt zij de Heere en verheerlijkt zij haar God. De Drie-enige God is groot en heerlijk in Zichzelf en daarom is Hij alle lof en eer waard. Omdat Hij groot en heerlijk is in Zichzelf, is ook alles wat Hij doet heerlijk en groot. Daar zingt Maria ook van, ook verderop in de lofzang. Maria’s ziel maakt groot den Heere. Dus niet haar mond, maar haar ziel, haar hart. Als Hij ons hart heeft en wij zien Wie Hij is in Zijn genade en ontferming, dan komt er ook iets uit het hart naar buiten, namelijk het loflied. Maria heeft tot God haar lof geuit. Begenadigd, gezegend onder de vrouwen en verzekerd van al deze wonderlijke dingen door Elizabeth haar nicht, die haar moeder des Heeren heeft genoemd, wordt Maria gedrongen om de Heere met haar ziel groot te maken en te verheerlijken. Psalm 103 zegt het zo: "Looft den Heere mijn ziel en al wat binnen in mij is, Zijn heilige Naam."
Maria is in haar lofzang tot voorbeeld, daarom is het een voorzang te noemen. Maria wil ons meenemen in haar lied om op de hoge en diepe tonen Gods lof te verkondigen. In vers 47 lezen wij dat Maria daaraan toevoegt: "en mijn geest verheugt zich in God, mijn Zaligmaker." Er is diep reliëf in haar verhoging van en verheuging in God. Uit alle macht, met alle krachten verheugt zij zich. Er staat eigenlijk een woord, dat betekent dat de verheuging in het verleden is begonnen en nog steeds voortduurt. En dan betekent het woord niet maar wat blij zijn, Nee, het is een blijdschap, een vreugde die door uitwendige lichaamsbewegingen gekenmerkt wordt, zoals David die huppelde van vreugde voor de ark bij de intocht in Jeruzalem. Grote blijdschap tot opspringen toe. Dat is een vreugde die heel diep gaat. Maria’s vreugde is gericht op God haar Zaligmaker. We denken aan het onderwijs dat Maria van de engel heeft gekregen: "Gij zult een Zoon baren en zult Zijn naam heten Jezus, want Hij zal Zijn volk zalig maken van hun zonden." Het geloof van Maria, is geloof in de van de Vader gegeven Zoon. Om te verlossen van het verderf, om te redden van de eeuwige nacht. Maria zingt heel persoonlijk van haar Zaligmaker en daarmee doet zij belijdenis, belijdenis van haar zonde. Want Christus is een Zaligmaker van zondaren. Maria heeft ook zelf deze Zaligmaker nodig. Meezingen met Maria betekent nogal wat. Het jubelen van vreugde heeft ook belijdenis van zonde en schuld in zich. Waarin zou een zondaar zich anders verblijden en verheugen dan in God Zijn Zaligmaker? De blijdschap en de vreugde ligt in Christus, in Hem is immers alles. En God schenkt met Hem alle dingen (Romeinen 8). Zo gaan wij richting Kerst. Van harte de Kerstvreugde toegewenst!
Ds. J.A. Kloosterman