"En wederom heengegaan zijnde, bad Hij, sprekende dezelfde woorden. En wedergekeerd zijnde, vond Hij hen wederom slapende, want hun ogen waren bezwaard; en zij wisten niet wat zij Hem antwoorden zouden." - Markus 14:39-40
Als wij ons in de olijventuin begeven, bevinden wij ons op een plaats die ons zowel bekend als vervreemdend kan voorkomen. Wij weten uit het Evangelie wel wat zich daar afgespeeld heeft, maar we weten het ook niet. Wie zal de zielsworsteling van Jezus verstaan? Het lijdensevangelie van de Zoon des mensen bevreemdt ons. De diepten van het lijden maken Gethsemané tot een plaats van een andere, hogere orde. Ook hier loopt Jezus op het kruispad. Hij strijdt en worstelt in het gebed. Intens zijn Zijn gebeden. De Zoon spreekt met Zijn Vader op niet eerder gehoorde manier. Tegenover die hoogste door de liefde gedreven activiteit, staat de door koude verstijfde passiviteit. Want waar Jezus bidt, slapen Zijn discipelen. Zij vallen stil. De enige ‘wakenden’ zijn de knoestige stammen van de olijfbomen. De schapen zijn verdwaald, maar de Herder niet. Hij weet de weg in de duisternis van zielsbenauwdheid. Hij gaat ook hier fier voorop. Wat een troost! De drie die het dichtstbij zijn - Jakobus, Johannes en Petrus - waken ook niet. In deze zware strijd is Hij alleen, wie zou Hem moeten bijstaan? Wat is er van een mens te verwachten? ‘Zij hebben allen gezondigd.’ Ze kunnen niet met Hem waken. Toch zijn deze drie mannen kroongetuigen van dit heilig moment. De ogen van de discipelen zijn gesloten, maar die van u en mij? Zien wij Jezus hier als de Middelaar in de plaats van slapers? Wij slapen en zijn buiten het bewustzijn van onze grote nood. Het is de openbaring van de worstelende Man in de hof waardoor het licht op gaat. Wie Hem ontmoet of Hij nu wandelt, worstelt of hangt, ervaart dat de duisternis moet wijken. Dan slapen we niet meer, maar zijn we ontwaakt. Ondertussen is de Zoon alleen in de binnenkamer van deze gebedshof. Deze binnenkamer kleurt rood door de druppels die van Zijn hoofd vallen. Nee, dat wordt nog niet veroorzaakt door de doornenkroon die de wrede soldaten straks op Zijn slapen zullen drukken. Het is vanwege het samengeperste hart van de Zaligmaker. Zeer beangst is Hij. Hoor, Hij bidt of het mogelijk is dat dit uur van Hem voorbijgaat. Hij bidt in Zijn moedertaal, het Aramees: ‘Abba, Vader.’ Hij worstelt met het ontzaglijke dat Hem voor ogen komt. Het meest verbazingwekkende in de activiteit van Jezus en de passiviteit van de discipelen is de herhaling. Hij bidt aanhoudend als een getrouwe Hogepriester. In de stille eenzaamheid bidt Hij en er is geen Aaron of Hur om Zijn armen te ondersteunen in de strijd. Toch blijven Zijn armen evenals die van Mozes omhoog. Daarin zien wij de vastberadenheid van de Zaligmaker. Hij houdt ook in Zijn zielsworsteling de wil van de Vader voor ogen. Hij wijkt op geen enkele manier af van de kruisweg. Zijn hart is ook hier in deze bange strijd volmaakt toegewijd aan het werk waarin en waardoor Hij Zijn Vader zal verheerlijken. Die volmaakte toewijding betekent tegelijkertijd de zekerheid voor slapende zondaren. Niet alleen is de herhaling, de volharding van de Messias tot diepe verwondering. Ronduit schokkend is het bij herhaling in slaap vallen van de discipelen. Zij lijken zich niet bewust van het gewicht van het moment. Slapen vanwege vermoeidheid. Zou het ooit tijdens het vissen gebeurd zijn bij nacht en ontij? Is het zo onschuldig als het ons kan voorkomen? Tot drie keer komt Jezus, Hij wil zo graag dat ze met Hem meebidden en waken, maar het zit er niet in. Daarom komt het er ook niet uit. Het is alsof de drie verloocheningen hier al op handen zijn. Wie zou de relatie tussen gebed en waakzaamheid en verloochening durven ontkennen? Ook Psalm 88 doorleeft Jezus: "Gij hebt en metgezel en vrind van mij verwijderd in mijn lijden, zodat mijn ziel, hoe z’ ook moet strijden, bij niemand heul of bijstand vindt. ‘k Zoek hen vergeefs, ‘k moet eenzaam wenen: al mijn bekenden zijn verdwenen" (vers 11). Hoe lang is het geleden dat Petrus heeft gezegd: ‘Of zij ook allen geërgerd worden, zo zal ik toch niet geërgerd worden’? Hier slaapt hij al…
Het einde van de tekst zegt: ‘en zij wisten niet wat zij Hem antwoorden zouden.’ Eindigt dan dit gebedsintermezzo van Jezus in de stilte? Wat zegt dat eigenlijk, die stilte? Er komt geen antwoord terwijl de discipelen de slaap uit hun ogen wrijven. Zijn ze overtuigd van hun zwakheid en onbetrouwbaarheid? Toch is de stilte hoopvol! Hoe kan het soms niet in ons hart zijn? Zalig, wie niets meer tegen Hem in te brengen heeft! Zo hard we Hem kunnen tegenspreken en onze eigen leugens verkopen voor waarheid, zo stil worden we als de Geest van Christus de waarheid van Zijn woorden in onze harten laat zinken! Dan weet je het niet meer, evenals de discipelen. Als je het niet meer weet, weet Hij het nog wel! Hoor maar: ‘Staat op, laat ons gaan; ziet, die Mij verraadt, is nabij.’ Hij stelt voor om de binnenkamer te verlaten de gure wind van lijden en smaadheid tegemoet. De beschutting van de olijvenhof wordt verruild voor de straffe tegenwind van Gods rechtvaardige toorn vanwege onze zonden. Wie dat bedenkt, klinkt het ‘staat op’, al ongelofelijker in de oren. Hij wil gaan en slaat beslist met vaste tred de weg in naar de dood. De weg van Zijn dood. Die weg loopt via het graf naar het leven. Eeuwig leven om Jezus’ wil. Het waken door het geloof bij Woord en gebed kent de stilte waarin Hij het voor het zeggen heeft. Waakt dan en bidt opdat gij niet in verzoeking valt!
Ds. J.A. Kloosterman