Hebr. 6:16-17: “Want de mensen zweren wel bij de meerdere dan zij zijn, en de eed tot bevestiging is voor hen een einde van alle tegenspreken; Waarin God, willende de erfgenamen der belofte overvloediger bewijzen de onveranderlijkheid van Zijn raad, met een eed daartussen is gekomen, opdat wij, door twee onveranderlijke dingen, waarin het onmogelijk is dat God zou liegen, een sterke vertroosting zouden hebben, namelijk wij, die de toevlucht genomen hebben om de voorgestelde hoop vast te houden.”
God heeft gezworen. Dat roept vragen op. Waarom? Zweren doe je om anderen te overtuigen dat je de waarheid spreekt. Dat hoeft God niet te doen, want Hij spreekt altijd de waarheid, ja, is de Waarheid Zelf. En toch deed Hij het: om ons, die door het geloof in Christus de toevlucht tot Zijn God hebben genomen, sterk te vertroosten.
Want de Joodse christenen twijfelden soms nog. Hoe kan Christus Hogepriester zijn, terwijl Hij niet uit de stam van Levi is, maar uit Juda (7:14)? Kan ik wel echt tot God naderen door Hem? Is Zijn offer wel geldig, wordt Zijn gebed wel gehoord, en is Zijn zegen wel krachtig? Komen dan Gods beloften wel uit? Nu, laat duidelijk zijn: Christus heeft niet Zichzelf opgeworpen als Hogepriester, maar is door God geroepen tot dit ambt (5:4-6). Waarom? Het levitische priesterschap - inderdaad Gods instelling - voldeed niet (7:18). Christus is nu de Hogepriester, niet naar de ordening van Levi, maar naar de ordening van Melchizedek. Want Melchizedek was priester van de allerhoogste God (Gen. 14:18), en kwam ook niet uit de stam van Levi, die was er namelijk nog niet eens.
Deze argumenten zijn overtuigend genoeg, maar toch twijfelen sommigen nog. En dan komt God met een eed, zegt Hebreeën 6:17-18, om ons nog meer moed te geven. Met andere woorden: Mijn ‘Ja’ is een eeuwig en onomkeerbaar ‘Ja’. Ik heb gezworen, en Ik krijg daar geen berouw van. Hij is de Hogepriester voor Paulus, voor Augustinus drie eeuwen later, maar niet minder voor ons in 2023. Willen wij tot God gaan, dan zullen wij ons in Christus nimmer vergissen. God is door onze zonden beledigd, en Hij wees Christus aan als Hogepriester om ons in genade aan te kunnen nemen. Hij zwoer, opdat wij een sterke vertroosting zouden hebben. Troost zouden we al moeten hebben in wat Gód zegt! Maar God voegt er genadig een eed aan toe, opdat wij een stérke vertroosting zouden hebben. Het is een anker van de ziel (6:19). Een anker heeft twee haken om houvast te krijgen. Die twee haken zijn Gods beloften, en Gods eedzwering. Een dubbele vertroosting. Gods waarheid is een anker van hoop voor hen die aangevochten en geslingerd worden. Het geeft ons vaste grond in Christus alleen om tot God te gaan. En het geloof werpt dit anker uit, met die dubbele haak, in díé grond: Jezus Christus. En wie twijfelt, zegt: “Er staat geschreven!” En wie dan nog twijfelt, zegt: “Hij heeft gezworen!” God zal Mij om Christus’ wil niet verstoten, maar in genade aannemen. Vandaag, morgen, en ook bij de dood, ja tot in eeuwigheid
Wie in Christus tot God gaat, gaat de weg die God zelf heeft aangelegd en aangewezen. Dit vaste geloof, dat anker van de hoop, dat voor waar houdt wat God zegt, vinden wij prachtig verwoord in onze Nederlandse Geloofsbelijdenis artikel 26: “Waartoe zouden wij een andere Advocaat (pleitbezorger) zoeken, omdat het God beliefd heeft Zijn Zoon aan ons tot Advocaat te geven? Laat ons Hem niet verlaten, om een andere te nemen of te zoeken. Wij zullen die niet vinden. Want toen God Hem aan ons gegeven heeft, wist Hij wel dat wij zondaars waren.” “Want er is niemand in de hemel en op de aarde, die ons liever heeft dan Jezus Christus.”
Juist omdat het zo aangevochten wordt, is het voortdurend een oefening van het geloof om het anker van de hoop uit te werpen. Waar? In Gods belofte en eed. En te zingen: “Ik heb de vaste Grond gevonden, waarin mijn anker eeuwig hecht.” In Christus, de grond van ons heil, zijn wij erfgenaam van Gods beloften. Dan kan de duivel praten wat hij wil, en mijn geweten mij aanklagen dat ik tegen al Gods geboden gezondigd heb, maar dan weet ik toch: “In Christus is God mij genadig, nu, morgen en ook in het oordeel.”
Heere, wie ben ik om Uw Woord in twijfel te trekken? Vergeef me, Heere, mijn ongeloof, mijn kleingeloof. Geef dat ik genoeg heb aan Uw Woord. Dank aan U, dat U, om ons te vertroosten, een eed zwoer, zodat alle twijfel wordt weggenomen, en wij met vrijmoedigheid tot Uw genadetroon
mogen gaan. En het weten: wij zúllen barmhartigheid verkrijgen, en geholpen worden op het juiste tijdstip (Hebreeën 4:16), zoals Hij beloofd heeft in Zijn Woord. Ook als ik eenmaal voor Uw troon zal staan. Ook dan is Christus mijn Hogepriester. Uw waarheid schittert ook dan tot in de hoogste heerlijkheid. Hallelujah!
Ds. D.A. Pater (Ederveen)