Doch mijn knecht Kaleb, omdat een andere geest met hem geweest is en hij volhard heeft Mij na te volgen, zo zal Ik hem brengen tot het land, waarin hij gekomen was en zijn zaad zal het erfelijk bezitten. (Numeri 14 : 24)
Een bekend gezegde is, dat uitzonderingen de regel bevestigen. Hier hebt u zo’n uitzondering. Hij heet Kaleb. Waarom is hij een uitzondering? Wel, hij is tegen de stroom opgeroeid. Heel het volk zal in de woestijn omkomen, omdat ze niet geloofd hebben in het Woord van God. Ze hebben niet in kunnen gaan vanwege ongeloof. Kaleb mag het land wel ingaan. Samen met Jozua, de zoon van Nun. Ook hij is een uitzondering.
Mijn knecht Kaleb. Knecht. Dat is nu niet bepaald een woord, dat in de mode is en ons op de lippen ligt. Dat woord is achterhaald en past niet meer in onze tijd. We spreken vandaag over medewerkers. Dat ligt beter in ons gehoor. Knecht van de Heere zijn is wel heel iets anders. Waaruit blijkt dit nu, dat je een knecht van de Heere bent? Wel, dan is het goed om te weten wat de naam Kaleb betekent. Die naam betekent: hond. En van honden is bekend, dat ze trouw zijn aan hun baasje. Nu, zo is Kaleb ook trouw geweest aan de Heere. Hij is gehoorzaam geweest aan God, zijn Meester.
Nou ja, dat ligt ons nu bepaald niet. We willen liever baas dan knecht zijn. Eigen meester, niemands knecht. We delen liever bevelen uit, dan te moeten gehoorzamen. Terwijl onze eerste vraag toch zou moeten zijn: Heere, wat wilt Gij, dat ik doen zal. Dat leren we pas als we op de leerschool van de Heere mogen verkeren. Dat mogen we leren van de Heere Jezus. Hij is in alles gehoorzaam geweest aan Zijn Vader tot het einde, tot in de dood aan het kruis. Hij heeft Zich vernederd als de lijdende Knecht des Heeren.
In Kaleb was een andere geest. Tien verspieders zeiden, we komen het land nooit in. Jozua en Kaleb zeiden we komen er wel. Tien zagen op de hoge muren en de grote reuzen. In hun ogen waren ze als sprinkhanen in vergelijking met de inwoners van Jericho. Kaleb keek echter met Jozua omhoog. Want, ze wisten, dat in de ogen van de Heere die reuzen van Jericho als sprinkhanen waren. Zelfs nog minder, in Gods ogen zijn wij mensen maar nietig stof en as. Laten er maar grote steden, muren en mensen zijn, maar we hebben een God, Die nog veel groter is. Niemand kan voor Hem bestaan. Kaleb heeft zich niet blindgestaard op de feiten, hij heeft er overheen gekeken.
Kaleb heeft een blind vertrouwen in de almacht van God en de beloften, die de Heere had gegeven. De Heere doet altijd wat Hij beloofd heeft. In Kaleb was een andere geest. Die geest had de Heere in hem gelegd. De Geest, Die leert afzien van eigen krachten en alle hulp en kracht enkel van de Heere te verwachten.
Welke geest leidt ons leven? Door de geest van de wereld of door de Geest van God? De geest van de wereld, die ons doet uitleven in de zonde en spreekt, zoals de wereld? Dan worden we gedreven door de geest van ongeloof. Dan is er twijfel over de beloften van God. Eerst zien en dan geloven. De Heere kan het nu wel beloofd hebben, maar is het wel voor mij? De Geest, Die uit God is, verwacht het van de Heere alleen. Dan gaan we het belijden: Uw macht is groot, Uw trouw zal nooit vergaan, al wat Gij ooit beloofd hebt zal bestaan.
Hoe kunnen we nu weten of die Geest ook in ons werkt? Luister maar naar wat de Heere van Kaleb zegt: hij heeft volhard mij na te volgen. Dat wil zeggen, dat je het Woord van de Heere voor waar houdt en de beloften niet in twijfel trekt. Al wat de Heere beloofd heeft zal bestaan. Er is nog nooit iemand met de beloften van God verkeerd uitgekomen. Kaleb had ook heel wat jaren met het volk in de woestijn doorgebracht. Al die tijd heeft hij Gods belofte geloofd. Hij bleef de Heere volgen. Tien zeiden, dat ze er niet in zouden komen. Kaleb zei, we komen er wel in. God staat in voor Zijn Woord.
Omdat Kaleb volhard heeft, zal de Heere hem en Zijn nakomelingen in het beloofde land brengen. Door het geloof kon hij in gaan. Dat is ook voor ons de enige mogelijkheid om in het hemels Kanaän in te gaan. Volharden. Niet een klein stukje zoals de vrouw van Lot en Orpa. Volharden tot het einde. Wie dat doet, zal zalig worden. We kunnen alleen in gaan op grond van Gods beloften. Beloften in Christus, Die de weg daartoe ontsloten heeft in Zijn bloed. Dan zijn er ook nog beloften voor het nageslacht. Wat een wonder, dat de Heere ook wil werken in de lijn van de geslachten. Elk, die Hem vreest, hoe klein hij zij of groot, wordt van dat heil, die weldaad deelgenoot. Laat mij dan maar als Kaleb zo’n uitzondering zijn. Ik hoop u en jij ook.
Ds. H. Verheul