“Hij heeft Mijn mond gemaakt als een scherp zwaard; onder de schaduw van Zijn hand heeft Hij Mij bedekt; en Hij heeft Mij tot een zuivere pijl gesteld, in Zijn pijlkoker heeft Hij Mij verborgen.” (Jesaja 49:2)
Het volk Israël had een roeping gekregen van de HEERE. Geroepen uit de wereld om Zijn volk te zijn. In Deuteronomium 4:7 lezen wij hoe bevoorrecht zij waren: de HEERE is nergens zo dichtbij als bij hen. Zij hebben Zijn macht en majesteit gezien, toen Hij hen uit Egypte verloste. Zij ervoeren Zijn Vaderlijke zorg toen zij door de barre woestijn trokken: Hij leidde hen overdag met de wolkkolom, beschermde hen met de vuurkolom in de nacht, verzadigde hen dagelijks met hemels brood, en drenkte hen met water uit de steenrots. Hij baande een pad door de zee, en verdronk in diezelfde zee al hun vijanden. Bij de berg Sinaï ontmoette Hij hen, en gaf hen op twee stenen platen Zijn wet. Als een heerlijke levensruimte, waarin zij in vrijheid mochten ademen, tot heerlijkheid van God. De HEERE kwam wonen, in het midden van Zijn volk, in een tent. En zij mochten naderen tot Hem, hoe zondig zij ook waren, door middel van het offerbloed. Zo wilde Hij met geen volken handelen.
Welk doel had God daarmee? Dat lezen we in Deuteronomium 4:6. De HEERE roept Zijn volk Israël op om Zijn geboden te houden: “Want dat zal uw wijsheid en uw verstand zijn voor de ogen van de volken, die al deze inzettingen zullen horen en zeggen: Dit grote volk is een wijs en verstandig volk.” Gods volk is geroepen een licht te zijn onder de heidenen. Opdat ook zij zullen komen, en de God van Israël aanbidden. Dat is wat de HEERE met de verkiezing van Israël op het oog had: alle volken. Door het getuigenis van Israël wilde Hij de ogen van de blinden openen voor de enige ware God. Hij wilde door hen de gebondenen losmaken, die door de duivel gevangen werden houden, bevrijden. Israël was ene pijl in de pijlkoker van God, bedoeld om de volken te treffen. Maar de pijl trof geen doel, was niet zuiver. Van de belofte aan Abraham: In uw zaad zullen alle geslachten van de aarde gezegend worden… kwam niets terecht. Zal God dan de volken prijsgeven? Zou Hij het slot van de belofte aan Abraham dan maar annuleren? Denkt u dat? Is God afhankelijk van Israël? Heeft Hij dan niet meer pijlen op Zijn boog?
“Ja!”, zegt Jesaja: Hij heeft Mij tot een zuivere pijl gesteld. Een pijl die zuiver is… die doel treft. Een pijl, waarmee de HEERE, de God van Abraham, de volken zal weten te treffen. En dat niet alleen: zelfs Jakob zal Hij daardoor weer terugbrengen tot de aanbidding van de levende God. Het is een pijl, die Hij in Zijn pijlkoker had bewaard, en lange tijd verborgen gehouden onder de schaduw van Zijn hand, Hij heeft hem bedekt. Maar de tijd zou komen – advent – dat Hij deze pijl tevoorschijn zou halen, om ook het laatste deel van Zijn belofte aan Abraham waar te maken. In de volheid van de tijd heeft Hij deze pijl tevoorschijn gehaald. Nadat het uitverkoren volk Israël het liet afweten, en de heidenen niet tot aanbidding van de HEERE heeft kunnen brengen – integendeel: zij bogen voor de goden van de volken – zegt Hij in vers 1: Hoort naar Mij, gij eilanden! En luistert toe, gij volken van verre! De HEERE heeft Mij geroepen van de buik af, van Mijner moeders ingewand af heeft Hij Mijn Naam gemeld. Voordat deze pijl tevoorschijn werd gehaald, werd Zijn Naam al genoemd. Wanneer? Als de engel Gabriël tegen de maagd Maria zegt: En u zult Zijn Naam heten: Jezus (Lukas 1:31). Door Hem zal de HEERE verheerlijkt worden! Hij zal Israël én de heidenen verzamelen tot de God van Jakob. Met het laatste is Hij al een heel eind op weg, en wij verwachten dat deze Pijl ook in de nabije toekomst Israël zal treffen, tot hun redding. Wat een dag zal dat zijn!
Ds. D.A. Pater